Het gaat over vakmanschap

Leestijd: circa 3 minuten

De woorden “aanzien” en “waardering” komen steeds terug in de gesprekken die ik heb en de conclusies die ik trek. Vanuit een negatief standpunt; waarom zou je kiezen voor een vak dat in de huidige maatschappij ondergewaardeerd wordt? Zowel financieel als maatschappelijk.

De vragen vanuit een waarderend standpunt zijn anders en hoopgevend. Wat maakt dat iemand kiest voor het leren van een vak? Waar komt het geduld vandaan om door oefenen en beoefenen steeds meer te leren en bij te blijven met de veranderingen in dat vak? Wat maakt dat je wel halverwege je werkzame leven voor een nieuw vak kiest? Een vak dat misschien niet eens bestond toen je nog naar school ging.

In het kort zie ik om mij heen een maatschappij die een algemeen theoretische opleiding hoger waardeert dan een praktische opleiding. Ik zie een tendens om zo snel mogelijk op een kantoor terecht te komen. Bij voorkeur in een functie die manager in de titel heeft en waarin je iedere drie tot vier jaar een stap kunt maken. Omhoog natuurlijk.

Begrijp me niet verkeerd, op kantoor werken is niet per definitie fout of slecht. Ik heb het zelf jaren gedaan. Dat heeft me veel geleerd en ik heb waardevolle bijdragen kunnen leveren. Ik heb ook ervaren dat de stappen die ik maakte me steeds meer leidde naar wat David Graeber een bullshit job noemt. De bijdrage die ik leverde werd steeds minder kritisch of waardevol. Tot het moment dat ik besefte dat als ik een week niets zou doen, er niets mis zou gaan. Niemand zou het merken. En daar werd ik heel goed voor betaald. Terwijl verschillende collega’s harder werkte, kritische bijdragen leverde en veel minder, financieel, gewaardeerd werden. Ik vergeet dat moment nooit. Al had ik er toen niet de woorden voor. Nu snap ik dat het voor mij belangrijk is een waardevolle bijdrage te kunnen leveren. Een bijdrage die welvaart of welzijn creëert, niet verschuift of zelfs vernietigt.

Dit boek gaat dan ook niet over kiezen voor techniek. Dit boek gaat over kiezen voor vakmanschap. Voor het geduld dat nodig is om een vak te leren en te blijven uitoefenen. Het gaat over de verbinding tussen hoofd en handen, zoals Richard Sennet schrijft. Ik wil aan die verbinding het hart toevoegen. Als ik iets doe met heel mijn hart is het makkelijker dat geduld voor oefenen en beoefenen steeds weer op te brengen. Als ik voel dat wat ik doe bijdraagt aan welvaart en welzijn, dan is geen dag te lang.

Dit boek is een onderzoek naar wat die keuze voor vakmanschap makkelijker kan maken. Een onderzoek naar dat wat die keuze mogelijk in de weg staat en hoe we dat op kunnen heffen. Dat kan gaan over techniek, mechanisch of digitaal, dat kan gaan over handen aan het bed of organisatorische kwaliteiten. Vakmanschap mag weer iets zijn waar je trots op bent en door wilt geven.

Persoonlijk gaat het over met trots vertellen dat ik na een MBO opleiding aan het werk ben gegaan en al doende heb geleerd. Dat hoger opleiden niet beter is, slechts anders. Dat goed kunnen rekenen en met spreadsheets werken geen garantie is voor succes. Dat we weer waarderen wat voor ons allemaal onmisbaar is; mensen die met hart, hoofd en handen werken.

Waarom schrijf ik dit boek? Ik doe toch iets met leidinggevenden en het gedoe dat zij ervaren? Wat is het verband? Het verband zit in het feit dat mensen die vanuit een team doorgroeien naar een leidinggevende functie vaak ervaren dat dat een ander vak is dan dat ze daarvoor uitoefende. Ik zie leidinggeven als een vak. Ook dat leer je door oefenen en beoefenen, ook dat gaat beter als het hoofd en het hart samenwerken en ook dat is niet voor iedereen de droombaan.

Daarnaast zie ik dat er steeds meer leiding wordt gegeven vanuit een algemene opleiding en algemene management principes. Wat dan ontbreekt is ervaring en kennis van het vak waar het team en het bedrijf voor staan. En aangezien wij (de maatschappij, organisaties etc) de management positie en vaardigheden hoger waarderen dan het vakmanschap, creëren we onze eigen uitdagingen. Beleid, strategie en beslissingen die niet gebaseerd zijn op vakinhoudelijke kennis veroorzaken geregeld problemen.

Dus ja, er zijn verschillende verbanden. De laatste, als drijfveer uitermate belangrijke, is dat ik zelf dat traject doorlopen heb. In een team werken, ergens goed in zijn, doorgroeien naar een leidinggevende rol en daarin ervaren dat mijn kennis van de praktijk noodzakelijk is èn dat leidinggeven een vak is. Dat ik daarna zocht naar hulp en ondersteuning bij het vak van leidinggeven en die niet echt vond.